language-icon Old Web
English
Sign In

Interactie en discourse

2008 
Gesprekken in alle talen worden opgebouwd met inachtneming van het cooperatieprincipe. Dit houdt in dat de maximes van kwantiteit (niet te veel of te weinig informatie), kwaliteit (zover mogelijk correcte informatie) en relevantie (informatie die aansluit bij het gespreksthema) worden gehandhaafd. Soms wordt informatie impliciet overgebracht: conversationele implicatuur. Gebaarders en sprekers leveren om de beurt een bijdrage aan het gesprek. In verschillende talen wordt simultane gebaren/spraak, zogeheten overlap, getolereerd als de informatie bijdraagt aan de ontwikkeling van het gesprek. Culturen en dus ook talen, zijn hierin echter verschillend. De beurtwisseling wordt geregeld door verschillende signalen of beurtregulatoren. Voor gebarentalen zijn de volgende regulatoren ontdekt: handen naar beneden, de snelheid veranderen waarmee gebaard wordt, de stand van het hoofd veranderen (head tilt) en oogcontact. Coherentie in een gebarentaalgesprek wordt gewaarborgd door alle bijdragen relevant te maken aan het thema, net zoals in gesproken talen. De talige middelen die gebruikt worden om de samenhang of cohesie tussen bijdragen aan te geven zijn in gebarentalen verschillend. Gebarentalen maken gebruik van 'index' om te verwijzen naar abstracte locaties waar personen of objecten van tevoren al geplaatst zijn. Referentie is een belangrijk cohesiemiddel. Verder wordt ellips gebruikt en complexe zinnen. Een uiting is een taalhandeling, waarbij de letterlijke vorm, de locutie, samen met de communicatieve intentie, de illocutie, de betekenis bepaalt. Performatieve werkwoorden geven expliciet de illocutieve betekenis weer. Er zijn directe en indirecte taalhandelingen, die per taal qua vorm kunnen verschillen. De structuur van een verhaal wordt onder andere. bepaald door hoe oude (topic) en nieuwe informatie (focus) wordt vormgegeven. Hierbij is het gebruik van anaforische en deiktische referentie belangrijk. Een van de vormen om focus aan te geven is de bewegingsrichting van body-leans, die tevens kunnen aanduiden of bijvoorbeeld ‘wij-tweeen’ inclusief of exclusief de gesprekspartner wordt gebruikt. Andere grammaticale vormen voor het structureren van informatie zijn de retorische vraag en rolnemen vanuit een bepaald perspectief, ook door middel van een body shift. De situatie waarin je je bevindt en de personen die daarbij aanwezig zijn bepalen de pragmatische gepastheid van je uitingen, die verschillend zijn in formele en informele contexten. Registers voor specifiek groepen of situaties worden ook in gebarentalen gevonden. Juist tweedetaalverwervers van gebarenen gesprokentalen hebben vaak moeite met het vinden van het juiste stijl. Weten wanneer het gepast is om wel of niet te fluisteren (waarbij distalisatie kan optreden) is hiervan een voorbeeld. Ook de gehoorstatus van de deelnemers aan een gesprek oefent invloed uit op het gebarentaalgebruik.
    • Correction
    • Source
    • Cite
    • Save
    • Machine Reading By IdeaReader
    0
    References
    1
    Citations
    NaN
    KQI
    []