Hypotheses voor afname van de visstand in het IJsselmeer

2020 
De afgelopen decennia is de visstand in het IJsselmeer veranderd. In recente jaren is vooral het gebrek aan grotere en oudere vis opvallend. In dit rapport worden de belangrijkste waarnemingen en hypotheses beschreven aan de hand van rapporten, ongepubliceerde gegevens, wetenschappelijke literatuur en visies van diverse experts betrokken bij ecosysteemontwikkelingen in het IJsselmeer. Bij de analyse en het opstellen van hypotheses is ook gebruik gemaakt van waargenomen overeenkomsten en verschillen in veranderingen in de visstand en het functioneren van het Markermeer De belangrijkste mogelijke oorzaken om de waargenomen veranderingen in de visstand te verklaren zijn de veranderingen in nutrientenbelasting en daarmee de voedselbasis voor jonge vis, visserij, en toegenomen helderheid van het water waardoor interacties tussen vogels en vis versterkt lijken te worden. Klimaatveranderingen (temperatuur en wind) spelen een rol voor de voedselsituatie. De rol van milieubelastende stoffen is onduidelijk: er lijken geen ongunstige trends te worden gevonden in stoffen die gemeten worden, maar gezien de veelheid van typen en soorten potentieel belastende stoffen zijn negatieve effecten hiervan niet uit te sluiten. Exoten (invasieve grondels, quaggamosselen en andere bodemfauna) grijpen in op het functioneren van het ecosysteem voor vis op verschillende manieren: als mogelijk voedsel of juist als concurrenten om voedsel met inheemse visfauna, of het versterken van de helderheid van het water (quaggamossels). Deze mogelijke effecten zijn tot dusver nauwelijks onderzocht. Uit de analyse van waarnemingen en onderzoeksgegevens komen twee hypothesen sterk naar voren: (1) door gebrekkige nutrientenstromen die mogelijk samenhangen met (onbegrepen) bodemprocessen en het grotendeels ontbreken van natuurlijke oevers ontstaat voedselgebrek voor verschillende vissoorten en levensfasen (2) het steeds vaker helder worden van het IJsselmeer en gebrek aan (natuurlijke) schuilmogelijkheden leidt ertoe dat veel jonge vis zich onveilig voelt voor roofvissen en visetende watervogels. Het samenspel van nutrienten, waterkwaliteit en de voedselbasis voor vis is complex, zowel over seizoenen als ruimtelijke patronen over het meer, maar meetreeksen in het IJsselmeer zijn zeer beperkt. Het verdient aanbeveling om de monitoring van waterkwaliteit in het IJsselmeer op te delen in het noordelijk en zuidelijk IJsselmeer met meetpalen op meerdere relevante locaties. Daarnaast zijn regelmatiger metingen aan de voedselbasis van vis (zooplankton en benthos) wenselijk om veranderingen in de visstand beter te begrijpen. Het samenspel tussen helderheid en het gedrag van vogels en vissen verdient eveneens nadere analyse. Op basis van bovenstaande hypothesen zouden maatregelen om de omstandigheden voor vis te verbeteren in eerste instantie gericht moeten zijn op het ontwikkelen van grootschalige natuurlijke oevers met rijke oever- en onderwatervegetatie. Dergelijke oeverzones met rietmoerassen kunnen veiligheid bieden aan kleinere vis en zorgen voor een grote productie aan organisch materiaal dat ten goede komt aan voedselketens.
    • Correction
    • Source
    • Cite
    • Save
    • Machine Reading By IdeaReader
    0
    References
    0
    Citations
    NaN
    KQI
    []